,,Ik wilde dit boek heel graag maken. Juist omdat ik het belangrijk vind dat die verhalen verteld worden, verteld blijven worden. De titel van het boek zegt natuurlijk alles: Hun namen niet vergeten. Daar gaat het om. Daar gaan de herdenkingsstenen om. Dat al die tijdens de oorlog weggevoerde joden en verzetsmensen niet helemaal vergeten worden door de stad. Dat hun namen genoemd blijven worden.
We hebben de verhalen samen gekozen, de Stichting Herdenkingsstenen en de uitgever en ik. Daarbij hebben we ons steeds voor ogen gehouden dat we in het boek wel verschillende verhalen wilden hebben, dus er moest variatie in de verhalen zijn. We wilden niet vijftien keer hetzelfde verhaal vertellen. Maar het was ook wel een kwestie van over wie is er informatie. Wie heeft een dagboek achtergelaten? Van wie zijn er na de oorlog brieven gekomen? Wie heeft een boek geschreven over haar/zijn geschiedenis? Dat soort pragmatische overwegingen hebben ook zeker meegespeeld.
Het moeilijkste verhaal om te maken was in eerste instantie het verhaal over de families Van Tijn. Omdat daar geen nabestaanden meer zijn, niemand om nog iets aan te vragen. Niemand die je nog iets over hen kan vertellen. We hebben voor dit verhaal ook een oproep in de plaatselijke kranten geplaatst, maar daar kwam maar een bruikbare reactie op. Tegelijkertijd gaf juist dat uiteindelijk ook vrijheid, want daardoor werd ik min of meer gedwongen om me zelf een voorstelling te maken van wie die mensen waren geweest, hoe ze hadden geleefd. Juist voor dit verhaal heb ik een hele dag door Amersfoort gezworven. Cappuccino’s gedronken op de Hof voor het huis waar vroeger Arie Izak van Tijn woonde met zijn gezin en een winkel had in galanterieën. Ik heb daar een hele ochtend zitten mijmeren tegenover de Sint Joriskerk, me bedenkend dat hij misschien vroeger ook zo mijmerend in de deuropening van zijn winkel stond, uitkijkend op diezelfde kerk. En ik heb in de Esprit zitten speuren naar tekenen van Sam van Tijns vroegere winkel in feestartikelen. Het is, juist omdat er zo weinig informatie was, een veel persoonlijker verhaal geworden dan de andere verhalen.
Op een andere manier een lastig verhaal was het verhaal over Gijs Hofland. Dat staat in het boek als een verhaal over Karl Fürgler en Gijs Hofland, maar dat ging in eerste instantie alleen over Hofland. Ik had een heel mooi gesprek gehad met de zus van Gijs. Ik had het interview uitgewerkt, het verhaal was geschreven en er was akkoord gegeven. En toen kwam er ineens een bericht dat ze haar toestemming introk. Het mooie gesprek dat ik met haar had gehad mocht niet meer gebruikt worden. Het had haar toch te veel aangegrepen om die oude geschiedenis weer te vertellen. De oude wond was opengegaan. Aan de ene kant baalde ik dat ik mijn verhaal voor niks had gemaakt, maar ik had ook erg met haar te doen. Als mensen zo’n heftig verhaal met je delen ontstaat er vaak ook echt iets tussen de interviewer en de geïnterviewde. Dat had ik met haar in elk geval sterk. Ik liep niet alleen met een indrukwekkend verhaal de deur uit, maar ook met een sterk gevoel van verbondenheid. En juist dat was pijnlijk toen zij haar toestemming introk, alsof het ook persoonlijk was, terwijl me gegarandeerd is dat dat niet zo was. Maar daar twijfel je dan toch over.
Ik denk het verhaal dat ik net noemde, over de Van Tijns, mij het meest heeft geraakt. Vooral omdat ik dat zo schrijnend vond. Twee van die grote gezinnen, 15 mensen, die allemaal in Amersfoort hebben gewoond, gewerkt, naar school gingen, op sportclubs zaten. En zeventig jaar laten herinnert de stad zich geen van hen meer. Zijn hun sporen uitgewist. Dat deed ook in breder opzicht iets met mij. Natuurlijk weet je dat je doodgaat. Iedereen weet dat, maar tegelijkertijd wil je daar niet over nadenken. We leven allemaal in zekere zin alsof we het eeuwige leven hebben. Vooral door niet alles uit het leven te halen, door niet elke dag te genieten, me druk te maken over dingen die echt niet meer belangrijk zijn als ik straks op mijn sterfbed terugkijk op mijn leven. We willen allemaal belangrijk zijn, gezien worden. Maar guess what… over zeventig jaar of al veel eerder is er niemand meer die nog weet wie ik was, wie jij was. Met dat besef, hoewel natuurlijk niet nieuw maar toch, daarmee werd ik door het verhaal van de Van Tijns wel behoorlijk geconfronteerd. Het relativeert behoorlijk. En het maakt wat humble, nederig. Het leven is zo veel groter dan wij mensen. Wij passeren maar even, en daarna zijn we weg en gaat alles gewoon verder. Dat gevoel. Die les. Eigenlijk dus iets positiefs van een heel droevig gegeven, dat de stad waar 15 mensen hun hele leven hebben doorgebracht hen zich niet herinnert.
Als literatuurwetenschapper kan het denk ik niet anders dan dat ook het verhaal over de ouders en broer en zus van schrijfster Marga Minco diepe indruk op me heeft gemaakt. Om de literaire wijze waarop zij haar verlies verwoordt, maar vooral ook om waarom ze zelf zegt te schrijven: om de gestorvenen te laten voortleven. (Precies zoals de Stichting en dit boek)
We kwamen er toen het boek al eigenlijk af was pas achter dat haar ouders vanuit Amersfoort zijn weggevoerd en hebben toen besloten het boek uit te breiden met een extra hoofdstuk. Ik heb toen in een paar dagen haar halve oeuvre gelezen. Wat kan dat mens schrijven zeg! Echt terecht dat zij net de PC. Hooftprijs gekregen heeft. Ik heb haar niet mogen interviewen (het contact liep via haar dochter Jessica Voeten), maar wel een hoop eerdere interviews over haar gelezen en documentaires over haar gezien. De blik die haar boeken geven op het laatste moment dat ze haar ouders zag, haar broer, dat schrijnt, ook door de literaire verwerking ervan. Dus dat is zeker ook een verhaal dat me bij zal blijven.
En in feite zijn ze dat natuurlijk allemaal. En zou dat net zo goed gelden voor de verhalen over de andere mensen voor wie wel een steen is gelegd maar die niet in het boek terecht zijn gekomen. Het zijn allemaal schrijnende verhalen, die verteld moeten worden. Misschien een idee voor een vervolg.’’